Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV0333

Datum uitspraak2006-01-24
Datum gepubliceerd2006-01-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.870005-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

bewijsmiddelen; ongetekende uitdraaien van processen-verbaal uit het Bedrijfs Processen Systeem van politie


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Politierechter te Zwolle Parketnummer: 07/870005-05 Uitspraak: 24 januari 2006 S T R A F V O N N I S in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum en -plaats], wonende te [adres]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2006. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. Dijkstra, advocaat te Zwolle. De officier van justitie, mr. H.J. Timmer, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een werkstraf van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) BEWIJS Door de verdediging is - zakelijk weergegeven - als verweer gevoerd dat de zich in het strafdossier bevindende getuigenverklaringen niet door de betreffende getuigen en opsporingsambtenaren zijn ondertekend, dientengevolge niet op hun betrouwbaarheid kunnen worden getoetst en als gevolg daarvan niet mogen worden gebruikt voor het bewijs. De politierechter stelt vast dat blijkens het algemeen proces-verbaal door de rechter-commissaris toestemming is verleend om in het kader van het onderzoek tegen verdachte gebruik te maken van gegevens van een strafrechtelijk onderzoek dat door het zogenoemde Arfakteam is verricht. In dit verband zijn bij het algemeen proces-verbaal als bijlagen ongetekende uitdraaien van processen-verbaal gevoegd uit het Bedrijfs Processen Systeem van de regiopolitie IJsselland. De uitdraaien zijn niet gewaarmerkt als ‘eensluidend met het origineel’ dan wel getekend ‘voor fotokopie conform’. Kopieën van processen-verbaal die niet zijn gewaarmerkt mogen naar vaste jurisprudentie niet aan een ambtsedig proces-verbaal gelijk worden gesteld, maar deze kopieën mogen wel voor het bewijs worden gebezigd als een ‘ander geschrift’ als bedoeld in het eerste lid, sub 5º, van artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering. Naar het oordeel van de politierechter dienen, nu niet gebleken is waaruit hun onbetrouwbaarheid zou bestaan, de hier in het geding zijnde uitdraaien van processen-verbaal uit het Bedrijfs Processen Systeem aan niet gewaarmerkte kopieën van ambtsedige processen-verbaal te worden gelijkgesteld, zodat deze uitdraaien wat het bewijs betreft als ‘andere geschriften’ in voornoemde zin worden aangemerkt. In dit kader merkt de politierechter nog op dat uit jurisprudentie volgt dat het steun gevende ‘andere bewijsmiddel’ als bedoeld in artikel 344, eerste lid, sub 5º, van het Wetboek van Strafvordering op zijn beurt weer een ander geschrift als bedoeld in dit artikellid mag zijn. Het voorgaande in aanmerking genomen, acht de politierechter wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat: (volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding) Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de politierechter dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: In strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gevraagde gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de politierechter de na te noemen beslissing passend. Bij haar beslissing heeft de politierechter rekening gehouden met: - een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 1 februari 2005 uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 120 uren. De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf. Aldus gewezen door mr. C.W. van Kooten, politierechter, in tegenwoordigheid van H. Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2006.